Als voorzitter van MKB Deventer heeft Ed den Besten één motto: samen
Sommige mensen zijn in de wieg gelegd voor het ondernemerschap. Die groeien op in een ondernemersnest, ademen het in elke vezel van hun lijf en weten van kleins af aan: dit is wat ik wil. Ze starten hun eigen bedrijf, bouwen het stap voor stap op en staan vervolgens als vertegenwoordiger van hun branche op de barricades. En soms? Soms kom je door een opstapeling van toevalligheden in die positie terecht. Dat is precies hoe het bij Ed den Besten ging. Hij droomde niet van het ondernemerschap en is zelfs nooit officieel ondernemer geweest. En toch is hij als voorzitter van MKB Deventer al jarenlang het uithangbord voor ondernemend Deventer.
De mist is op deze maandagochtend net opgetrokken als we de IJssel in Deventer oversteken. Gelukkig maar, want de zon schittert prachtig op het water. Verderop doemt De Gasfabriek voor ons op. Het voormalige fabrieksterrein is een mengelmoes van oude industriële gebouwen en nieuwbouw. Het was eens verlaten, maar in de afgelopen tien jaar is het omgetoverd tot een bruisende campus waarop zo’n 75 bedrijven zich dagelijks bezighouden met innovatie. Er is zoveel te zien en er zijn zoveel gebouwen, dat het er makkelijk verdwalen is. En dat gebeurt dan ook. We morrelen aan wat dichte deuren en het doolhof leidt ons langs meerdere mensen die ons allemaal vriendelijk doorverwijzen. De eerste verdieping van gebouw X, daar kunnen we Ed den Besten volgens hen vinden.
Naast MKB Deventer is ook het Ondernemershuis hier gevestigd. Zo is De Gasfabriek niet alleen een plek waar ondernemers aan allerlei mooie innovaties werken, maar ook een mooi ondernemersplein waar ze terecht kunnen met hun vragen. Gelukkig kunnen wij onze vragen hier ook kwijt en helpt een vriendelijke medewerker ons verder. “Ed? Ja, die heb ik net nog gezien! Wacht, ik zal even voor je kijken. Volgens mij zat hij in één van deze ruimtes.” En inderdaad! Achter één van de gesloten deuren zit Ed nog midden in een vergadering met het team van MKB Deventer. Toch begroet hij ons met een grote glimlach. Het blijkt alles over hem te zeggen; hij is enorm enthousiast, positief en bevlogen. Tegelijkertijd is hij ontzettend nuchter. Hij praat liever over ‘wij’ dan over ‘ik’ en hij slaat zichzelf niet graag op de borst. “Jullie Sallandse mentaliteit past heel goed bij me”, zo lacht hij. “Ik ben dan wel opgegroeid in Bleiswijk, maar ik voel me helemaal thuis in de ‘doe maar normaal dan doe je al gek genoeg’-instelling. Geen poeha. Weinig hiërarchie. Dat vind ik mooi.”
Bepalende keuzes
Die nuchtere houding kreeg Ed ook vanuit huis mee. Hij groeide op in een warm, gereformeerd gezin waarin het zorgen voor elkaar centraal stond. “Ja, de Calvinistische naastenliefde was een belangrijke waarde waarmee ik groot ben geworden”, zo vertelt Ed daarover. “Maatschappelijk betrokken zijn, iets willen bijdragen aan de gemeenschap en ook een bepaald rechtvaardigheidsgevoel. Zorgen dat iedereen kan meedoen in de samenleving. Vandaar ook dat ik altijd al veel in besturen zat en vrijwilligerswerk deed. Dus ja, ondernemend was ik zeker. Maar het ondernemerschap? Daar groeide ik niet mee op. Ik wist zelf ook niet zo goed wat ik wilde. Ja, dominee worden. Maar dat is niet bepaald gelukt, haha!” Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig ging het economisch niet geweldig en dus groeide Ed op in een wat onzekere tijd. Want welke richting ga je op? Waar doe je goed aan? “Ik koos bewust voor de HEAO. Puur omdat daar de baankansen het hoogst waren”, zo klinkt het praktisch. “Na mijn studie ben ik wat gaan reizen en bij terugkomst was natuurlijk de vraag: wat ga ik doen? Al snel belde de tuinder waar ik altijd tomaten plukte in de zomer. Hij tipte me over een vacature bij de lokale Rabobank. Daar zochten ze iemand voor de afdeling kas en kantoor. Een droom? Nee. Als je mij op de HEAO had gezegd dat ik carrière zou gaan maken bij de Rabobank had ik je raar aangekeken. Dat had ik nooit verwacht. Maar gek genoeg heeft die ene keuze mijn hele carrière bepaald.”
Eigenlijk waren Ed en het bankwezen in eerste instantie helemaal niet zo’n goeie match. Een ramp, zo noemt hij de eerste twee jaar bij de Rabobank zelfs. “Ik moest allemaal dingen doen waar ik niet zo goed in ben”, zo blikt hij lachend terug. “Ik ben aan de balie begonnen, maar mijn handschrift was dermate slecht dat de kasverschillen aan het einde van de dag regelmatig op mijn conto kwamen. Ik werd daarom weggepromoveerd naar een eenmanskantoor. Als ik daar dingen verkeerd deed, dan had ik alleen mezelf. Ik wist: dit is niet mijn baan, ik moet hier weg. Ik pluisde de krant uit om te zoeken naar vacatures. Ik stond op het punt om te gaan, maar toen raakte het hoofd van de afdeling overspannen. Ik had nog helemaal niks gepresteerd en ik kon me amper voorstellen dat iemand al iets van talent in me had gezien, maar toch werd ik gevraagd of ik die baan wilde waarnemen.” Zelfs al die jaren later vertelt Ed dit verhaal nog vol ongeloof. Als je puur naar de feiten kijkt was het ook een vrij bizarre keuze, maar blijkbaar zagen ze toch iets in de jonge Ed. “Iets in mij heeft ervoor gezorgd dat ze een leidinggevende in me zagen die mensen kon motiveren en stimuleren”, zo zegt hij daar zelf over. “Zij zagen duidelijk iets in mij wat ik zelf op dat moment nog niet had ontdekt, maar het was absoluut een schot in de roos.”
In de jaren daarna volgde Ed de weg van de geleidelijke groei. Stapje voor stapje klom hij op naar steeds hogere functies bij steeds grotere banken. Van de particuliere-tak stapte hij over naar bedrijven en van interim manager naar onderdirecteur en uiteindelijk directeur. “Regelmatig dacht ik: kan ik dit wel? Gelukkig was ik wat dat betreft vrij avontuurlijk. Regelmatig zette ik stappen waarvan ik bij voorbaat niet wist of ik het zou gaan redden. Maar telkens weer sprong ik gewoon in het diepe. Dat had hartstikke fout kunnen gaan. Toch had ik altijd zoiets van; ik geef alles wat ik heb en als dat niet goed genoeg is, dan is dat zo. Die instelling heeft me ver gebracht. Op mijn 37e werd ik namelijk directeur van de lokale bank. Geluk? Ja. Het had niet veel gescheeld of ik was vertrokken bij de Rabobank. Veel toevalligheden vielen voor mij precies goed. Maar tegelijkertijd heb ik de kansen die ik kreeg helemaal zelf gegrepen en mezelf keer op keer bewezen.”
Samen
In de 36 jaar dat Ed bij de Rabobank werkte, had hij drie lokale banken onder zijn hoede. Een rol die hem paste als een jas. “Ik vond het heerlijk”, zo knikt hij. “Vooral het samenwerken met mensen. Het contact met gepassioneerde ondernemers, het horen van hun verhaal, ambities en dromen. Dat is ontzettend leuk. Ook omdat je als bankier echt kan bijdragen aan hun plannen, groei of zelfs bestaansrecht. Daarnaast vonden we het als bank ook heel belangrijk om maatschappelijk bij te dragen. Dat de bank een middel is om mensen verder te helpen en te ontwikkelen in plaats van alleen een doel. Ik vond het mooi om samen met de ondernemers te kijken naar het grotere geheel. Want wat kunnen we samen in de gemeenschap doen? Als zelfstandige bank hadden we ook de vrijheid om zelf te bepalen waar we de accenten wilden leggen. Die vrijheid per vestiging zorgde er ook echt voor dat ik me een beetje eigen ondernemer van een familiebedrijf voelde. Als team kon je heel veel zelf beslissen, zelf je cultuur bepalen en je aanpassen aan de behoeftes van de regio. Dat vond ik het allerleukste. Want als je dan resultaten boekt, voelt het ook echt als jouw resultaat. Als ons resultaat.”
Die laatste uitspraak typeert Ed perfect, want het woord ‘samen’ is voor hem een soort mantra. In ons gesprek komt het zo vaak terug, dat hij het zelf ook opmerkt. “Mijn partner vroeg laatst al: ‘Samen is voor jou wel een levensmotto hè?’ En dat klopt. Ik geloof enorm in die filosofie. Richting ondernemers, maar ook richting de teams waarmee ik werk. Als directeur kan je in je ivoren toren gaan zitten en je alleen omringen met je mededirecteuren, maar dat past niet bij me. Ik heb niks met hiërarchie of je verheven voelen boven anderen. Het liefst heb ik alles zo open en transparant mogelijk. Voor mij is het simpel: je doet het samen. En daarin is de receptionist net zo belangrijk als de directeur. Ik geloof ook echt dat als medewerkers tevreden zijn en plezier hebben, dat dit afstraalt op je klanten. Dan komen de resultaten vanzelf. Dat heb ik mezelf altijd heel goed gerealiseerd: je kan nog zo goed zijn als directeur, maar zonder je team ben je nergens. Alles kan perfect zijn, maar als je één chagrijnige dame aan de receptie hebt zitten, dan ben je voor de buitenwereld een klotebank. Zo simpel is het.”
Blijven inzetten
Als je Ed zo gepassioneerd over zijn tijd bij de Rabobank hoort praten, kun je amper geloven dat hij er is weggegaan. En toch besloot hij die keuze in 2019 heel bewust te maken. “Alles werd steeds meer vanuit Rabobank Nederland geregeld, waardoor we als vestiging onze zelfstandigheid kwijtraakte”, zo legt hij uit. “De vrijheid waaraan ik zoveel waarde hechtte werd minder en ik merkte dat het niet meer de baan was waar ik zo blij van werd. En weet je, dan moet je gaan. Ik heb altijd een bloedhekel gehad aan mensen die bij het koffieapparaat het verleden blijven verheerlijken. Of je gaat mee in de ontwikkelingen, of je neemt afscheid. Anders word je alleen maar cynisch en onverschillig. Voor mij was dit het moment om te zeggen: ik heb fantastische kansen gehad en ik kijk met veel plezier terug, maar het is tijd voor iets anders. Op dat moment werkte ik al jaren in Deventer, bij Rabobank Salland. Ik kende de stad totaal niet toen ik hier kwam, maar vanaf het eerste moment ben ik van Deventer gaan houden. Het is natuurlijk een ontzettend leuke en mooie stad, maar ik vind vooral de mentaliteit geweldig. Als je jezelf geeft en meedoet, dan word je zonder twijfel opgenomen. Ik ben altijd in Voorthuizen blijven wonen, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik als buitenstaander werd gezien. Ik voel me hier thuis, dus ik ben heel blij dat ik geen afscheid van Deventer heb hoeven nemen en dat ik me voor de ondernemers kan blijven inzetten.”
Vanuit de Rabobank zat Ed al jaren in het bestuur van MKB Deventer, dus hij kende de vereniging al door en door. Toen de voorzitter aangaf ermee te willen stoppen, stak Ed gewillig zijn vinger op. “Ik wist dat ik weg wilde bij de bank en voor mij was het meteen duidelijk: dit wil ik. Het ligt natuurlijk enorm in het verlengde van wat ik al die jaren had gedaan: met ondernemers in gesprek gaan, samen kijken hoe we dingen beter kunnen maken en hoe we elkaar kunnen versterken.” Inmiddels is Ed alweer bijna zeven jaar hét gezicht van MKB Deventer. Ondanks zijn nuchtere houding, straalt de trots van hem af zodra hij het over de vereniging heeft. “Ja, het is gewoon een ontzettend leuke club”, zo vertelt hij enthousiast. “We hebben meer dan duizend leden en behoren tot de grootste regionale ondernemersverenigingen. Ons ledenbestand is enorm divers; van zzp’er tot grote bedrijven die opereren in allerlei verschillende branches. Daarin zit een enorme verscheidenheid aan interesses en belangen. Dat maakt het leuk en uitdagend tegelijkertijd. Als je tweehonderd leden hebt die allemaal hetzelfde vragen, is het natuurlijk een stuk makkelijker om met iedereen in contact te blijven. Gelukkig hebben we daarin de laatste jaren een flinke slag geslagen. We zijn een stuk professioneler geworden. Zo hebben we mensen binnengehaald in ons team, zijn we meer gaan organiseren, zoeken we meer klantcontact en zijn we een stuk actiever geworden op de socials. Daarnaast hebben we ons eigen MKB Magazine gelanceerd dat heel goed gelezen wordt. Op die manier zijn we zichtbaar en zijn we volop in contact met onze leden. Onze grootste troef? Dat is toch wel ons netwerk. Je kan ons altijd benaderen met een vraag of een probleem. Dankzij onze kennis, expertise en ervaring kunnen we veel voor je betekenen. En als we je zelf niet kunnen helpen, dan kunnen we je misschien koppelen aan een andere ondernemer. Of je in contact brengen met iemand van de gemeente.”
Dat laatste klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat bleek het allerminst te zijn. Een aantal jaar geleden gingen ondernemers en de gemeente Deventer nog rollebollend over de straat: “Er was een soort wij/zij gevoel met tegengestelde belangen”, zo vertelt Ed terwijl hij fronsend een hand door zijn grijze krullen haalt. “We schreven namens ondernemers brieven naar de gemeente en we kregen brieven terug, maar echt in gesprek waren we niet. Die samenwerking is de laatste jaren echt 180 graden gedraaid. De oprichting van het Deventer Economic Board heeft daarin veel veranderd. Ondernemers, de gemeente en het onderwijs zitten samen aan tafel om de belangrijkste economische vraagstukken te bespreken. Met elkaar praten, daar begint het allemaal mee. Het klinkt zo makkelijk en dat is het eigenlijk ook. Maar je moet het wél daadwerkelijk met elkaar gaan doen. We hebben nu een groep mensen die ervoor willen gaan. Samen. En ja, daar is dat woord weer, maar ik geloof dat alles daar begint: alleen ben je sneller, maar samen kom je absoluut verder. Dat zie je nu terug. Er is vertrouwen, er wordt echt naar elkaar geluisterd – ook als we het niet eens zijn – en samen komen we met mooie gezamenlijke plannen rondom het industrieterrein, smart energy en human capital.”
Verbinden en samen initiatieven ontwikkelen, dat is waar Ed blij van wordt. Zijn ogen beginnen dan ook te fonkelen als hij vertelt wat er de laatste jaren allemaal is gebeurd. “Een mooi voorbeeld is ons initiatief om een stageportaal te starten. In gesprekken kwamen wij er namelijk achter dat veel studenten een stage buiten de regio doen. Niet per se omdat ze dat wilden, maar vaak omdat ze geen idee hebben wat voor een mooie bedrijven we hier hebben en wat er allemaal mogelijk is. Dat is zonde, want stages zijn toch regelmatig een opstapje richting een vaste baan. We willen talenten natuurlijk in onze regio behouden, dus het stageportaal is daarin een mooie stap. Met ruim zeshonderd profielen is het inmiddels een groot succes.” Datzelfde kan ook gezegd worden van de binnenstad waarin de laatste jaren flinke stappen zijn gezet onder leiding van Stichting Deventer Binnenstadsmanagement (SDBM). In 2018 was er sprake van een behoorlijke leegstand, maar dat is na gezamenlijke initiatieven omgedraaid. “De samenwerking tussen de ondernemers en vastgoedeigenaren is nu heel goed. De handen worden flink ineengeslagen en er gebeurt veel op het gebied van reclame, licht in de wintermaanden en het opknappen van winkelstraten. Het is mooi om te zien dat ondernemers bereid zijn om daar ook geld in te investeren. Dat ze niet meer alleen naar de gemeente kijken, maar zelf ook verantwoordelijkheid nemen.”
Schouders eronder
Je zult het vast gemerkt hebben: Ed is een positivo eerste klas. Tegelijkertijd is hij ook realistisch, want natuurlijk sluit hij zijn ogen niet voor alle uitdagingen waar ondernemers tegenaan lopen. Er speelt veel in de wereld en ook voor ondernemers zijn er veel onduidelijkheden. “Absoluut! Thema’s als het behouden van talenten, energie en personeelskrapte zijn serieuze vraagstukken”, zo knikt hij. “Dit zijn dingen die niet zomaar zijn opgelost. Daar kun je negatief en cynisch over worden, maar gelukkig merk ik in Deventer juist heel veel positiviteit. Dat is ook wel de mentaliteit van de streek: het is zoals het is en we moeten er met elkaar iets van proberen te maken. Dat vind ik mooi, want in deze tijden van polarisatie is het heel makkelijk om alleen de zaken te benoemen die fout gaan. Als je tegenwoordig de krant leest dan denk je dat we in een bananenrepubliek leven. Dat alles misgaat. Maar laten we niet vergeten wat er allemaal kan in ons land, wat we allemaal doen in onze regio. Natuurlijk, we mogen benoemen wat er misgaat, maar laten vooral samen naar oplossingen zoeken. Dat hebben we in Deventer gelukkig wel begrepen: schouders eronder en vooruit. En terecht ook, want ik geloof dat we hier met heel veel dingen goud in handen hebben. Het is hier nog enigszins betaalbaar, je hebt hier een prachtig achterland en fantastische natuur aan de IJssel. Daarnaast heb je ook nog eens een mooie, historische binnenstad en worden er met Deventer op Stelten, de Boekenmarkt en het Dickens Festival grote activiteiten georganiseerd.” Ed valt middenin zijn lofzang over Deventer even stil en er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Zodra hij zijn zin vervolgt begrijpen we waarom: “Als ik hier door de straatjes loop en anderen rondleid, dan ben ik echt trots. Deventer heeft mijn hart gestolen en ik vind het fantastisch dat ik mag bijdragen aan het nog mooier maken van deze stad.”